Reportages

Museum Bussemakerhuis

Aan de Ennekerdijk, in een van de karakteristieke oude straatjes van Borne, vind je Museum Bussemakerhuis. In dit rijksmonument met zijn bijzondere klokgevel wordt de geschiedenis verteld van Jan Bussemaker en zijn familie, die hier hun beroep als fabrikeur uitoefenden. Het huis, dat meer dan honderd jaar in hun bezit was, geeft een uniek inkijkje in een vervlogen wereld. bij mij oproept”

Dit huis is het enige opengestelde fabrikeurshuis in Nederland dat in nagenoeg originele staat bewaard is gebleven. De verhalen die bij dit bijzondere huis horen, werden niet altijd op waarde geschat. Terwijl daardoor juist de geschiedenis gaat leven. Maar ook het pand zelf liep gevaar, het ontkwam in de jaren zestig van de vorige eeuw ternauwernood aan de sloophamer van de vernieuwingsdrift. Het is eigenlijk een wonder dat het huis en de geschiedenis bewaard zijn gebleven en dat de verhalen er tot leven kunnen komen. Tegenwoordig zijn die verhalen onlosmakelijk verbonden met de collectie van het museum. Met de komst van Liesbeth Hassink als directeur in 2010 werd gezocht naar een nieuwe invulling en betekenis. “Wat een beetje ontbrak, was focus in de verhaallijn,” vertelt Liesbeth. “We hebben heel erg naar de identiteit gezocht van dit pand. Het is natuurlijk een juweel, maar ik wilde het verhaal Reportage van de fabrikeur vertellen. Wat was een fabrikeur, wie waren deze mensen en waarom speelde het zich af in Borne? Wat zijn de verhalen?”

Boeren

“Vanaf dat startpunt wilden we door ontwikkelen. Maar voordat je zo’n traject op de rit hebt, moet er veel gebeuren, ook om het financieel rond te krijgen. We hadden het geluk dat wij in een leadersubsidie van Zuid-Oost Twente meegenomen konden worden en dat de gemeente Borne het plan omarmde. Particuliere fondsen droegen financieel bij en we kregen ook het toenmalige bestuur mee. Als je een goed verhaal aan je museum koppelt, kun je daar mee naar buiten, dan kun je het in de markt zetten. Het Bussemakerhuis heeft van oudsher te maken met textiel, het DNA van Twente. In dat verband wordt Enschede meestal als eerste genoemd, als de plek waar na 1850, na de industrialisatie, de textielbaronnen hun fabrieken bouwden. De fabrikeur was er veel eerder, dat was een linnenhandelaar, die het linnen opkocht van de keuterboertjes. Het product van doodarme boerengezinnen, die vlas verbouwden en dat verwerkten tot linnen in de wintermaanden, als er weinig te doen was op het land. De vrouwen sponnen het vlas tot garen en de boeren weefden er aanvankelijk lijf- en gebruiksgoederen van voor eigen gebruik. Om te overleven, verkochten ze het linnen aan de fabrikeur. Wanneer er voldoende vracht was, werd het naar het westen verhandeld.”

 Paard in de gang

“Hoewel zo’n 90 procent van de bevolking onder de armoedegrens leefde, was Borne mede dankzij de linnenhandelaren in de 17e en de 18e eeuw een van de rijkste gemeentes van Twente. De ligging had daar ook mee te maken. Borne was een knooppunt van wegen tussen Duitsland en Holland. Van de welvarende fabrikeurs in Borne was de familie Spanjaard lange tijd de belangrijkste. Zij zagen op tijd in dat ze moesten door ontwikkelen, de omslag maken van tussenhandelaar naar fabrikant. De familie Bussemaker dacht dat ze het met de tussenhandel wel zouden redden. Dat bleek een misrekening en noodgedwongen kwamen ze in de houthandel terecht. Ze zijn niet failliet gegaan, maar bijster succesvol was het niet. De teloorgang van de Twentse textiel, die zich in de jaren zestig voltrok, luidde uiteindelijk het failliet in van bijna de hele textielindustrie. De familie Bussemaker was zakelijk gezien toen al uit beeld, al hebben ze wel een prachtig pand achtergelaten, waar de geschiedenis je bij elke stap vergezelt. En prachtige verhalen, die bij nader onderzoek niet altijd blijken te kloppen. Zoals de mooie anekdote dat de boeren hun waar met paard en wagen letterlijk in de gang kwamen afleveren om het kostbare linnen niet vuil te maken. Het paard werd door de gang naar de tuin geleid om aan de voorkant weer te verschijnen. Maar dat er een paard in de gang stond, bleek een broodje aap. De vloer in de gang van het Bussemakerhuis is van Bentheimer zandsteen, een zachte steensoort en er zijn geen sporen van paardenhoefjes of wagens op aangetroffen. Dat lag ook niet voor de hand”, aldus Liesbeth Hassink, “want de boeren waren te arm voor een paard en wagen, ze droegen hun waar op hun rug of hadden hooguit een kruiwagen”.

Bordje in het raam

Het is bekend dat er al in 1655 een familie Bussemaker woonde en werkte aan de Ennekerdijk. In 1779 werd het huis vergroot en verbouwd. De klokgevel kwam er en ook een aantal karakteristieke ornamenten. Het pand is in 1953 in een stichting ondergebracht. In het begin bestond die museale status alleen maar uit een bordje in het raam, dat aangaf dat je er binnen kon kijken. Het huis werd nog particulier bewoond.

Tegenwoordig is dat wel anders. “We hebben er professionals bij gevraagd en hebben verbouwd, waarbij we zo dicht mogelijk bij de oorsprong van het oude pand zijn gebleven. De herinrichting is heel duidelijk in de huidige tijd geplaatst,” aldus Liesbeth, “een strakke, moderne toevoeging, waardoor er geen verwarring ontstaat met de historische elementen. We werken met vijfenzestig vrijwilligers, die we intensief betrekken bij onze plannen. We zoeken ook in het werk wat ze doen naar hun eigen expertise, zodat ze plezier in hun rol in dit museum hebben. We kiezen in ons beleid voor wisselende exposities, zodat we elke keer het museum op een andere manier onder de aandacht kunnen brengen. De rode draad is altijd wel de textiel.”

Ontrafeld Bewijs

“We ontwikkelen onze tentoonstellingen samen met conservator Wilma Witteman. Momenteel is hier de tentoonstelling ‘Ontrafeld Bewijs, 17e-eeuws schildersdoek geeft zich bloot’ te zien. We zijn twee jaar geleden benaderd door textielhistorica Ingeborg Meijssen. Zij werkte onder andere mee aan Project Rembrandt van het Rijksmuseum Amsterdam en is echt een expert op haar vakgebied. Ingeborg vormt samen met medewerkers van het Rijksmuseum Amsterdam het onderzoeksteam voor ‘Ontrafeld Bewijs,’ waaraan deze tentoonstelling is verbonden. De tentoonstelling gaat over de zoektocht naar de geheimen van het canvas waarop grote schilders als Rembrandt, Frans Hals en Vermeer hun meesterwerken schilderden. Alles is al zo’n beetje onderzocht, de voorstelling op het schilderij, of er andere voorstellingen onder het meesterwerk verborgen zijn, de samenstelling van de verf, de technieken… Maar de drager van het geheel, het linnen doek, is eigenlijk nooit nader onderzocht, terwijl dat een rijke bron van informatie is over het tijdsgewricht en over de schilder. Met moderne röntgenapparatuur en technieken ontrafelen we de geheimen van het doek, elke kleine afwijking of vervorming geeft inzicht in de werkwijze van de schilder en in de oorspronkelijke afmeting van het doek. Sommige doeken zijn versneden en bijna alles is verdoekt.”

Marten en Oopjen

Via tekstpanelen wordt de bezoeker meegenomen in het verhaal. We speuren mee naar de geheimen en lezen de geschiedenis op de achterkant van het doek. Tijdens de tentoonstelling zal Ingeborg Meijssen op het 17e-eeuwse weefgetouw van het Bussemakerhuis reconstructies van het schildersdoek van de oude meesters weven, die vervolgens zullen worden geanalyseerd met dezelfde moderne technieken als waarmee de eeuwenoude schilderijen worden onderzocht. Er hangt ook een replica van het bekende huwelijksportret van Marten en Oopjen, dat Rembrandt op achtentwintigjarige leeftijd schilderde. Er werd getwijfeld of beide doeken gelijktijdig zijn geschilderd, maar onderzoek heeft uitgewezen dat de twee portretten van dezelfde rol linnen komen. Als je de doorlopende kettingdraden aan de achterkant van het doek tegen elkaar aan legt, zie je dat ze op elkaar aansluiten en doorlopen. Marten en Oopjen wisten dat natuurlijk allang.

 

Tekst: Feya Wouda
Fotografie: Rikkert Harink